vrijdag 20 februari 2009

Where are the brothers (Dag 1 - 2)

Tekst: Benoît
Foto's: Munir

Dag 1, 19-02-2009 - Meeting of the brothers


Een gewone schooldag in de laatste week voor de krokusvakantie, maar voor een van de vele tientallen retoricanen van het Klein Seminarie was deze dag het begin van een avontuur: op bezoek bij mijn semi-Palestijnse broer en zijn voorlopige thuisland. In plaats van voorbeeldig naar school te gaan die namiddag, vertrok ik naar Liège Airport om het vliegtuig naar Tel Aviv te nemen. Het supermoderne luchthavengebouw was leeg op een kleine honderdtal Joden na. Velen met traditionele klederdracht en haartooi, velen, haast undercover, gekleed zoals u en ik, maar allen vielen op door een uitzonderlijke talenkennis, Nederlands en het nauwverwante Duits, Engels, Frans, onverstaanbaar Hebreeuws (met fantastische g-klanken), telkens weer met een verbluffende, haast accentloze uitspraak.


Anderhalf uur lang zat ik te wachten met mama die toetsen verbeterde aan de ene kant en grand-papa genietend van een Readers Digest en een Leffe de andere kant en bestudeerde hun bedrijvigheid, hun afscheids-/goedereis-gebed tegen de eerste de beste muur die ze tegenkwamen, de plastiek zakken om hun muts te beschermen tegen het winterse weer, het heen- en weergeloop, de energieke conversaties ...

Na de gebruikelijke vliegtuigrituelen zoals inchecken, afscheid nemen, je half uitkleden – er zit echt overal metaal in – om door de metaaldetector te geraken kwam ik in het tax-free gebied. Aangezien vloeistoffen nog steeds strikt gereglementeerd zijn voor handbagage kreeg ik daar ongelofelijk dorst en moest ik mij, door de beperktheid van de Luikse luchthavenshops met een drankenautomaat behelpen. Uiteraard waren mijn muntstukken op, maar gelukkig kon ik wat geld wisselen met een sympathiek Frans koppel. De wet van Murphy kwam echter mijn leven verstoren en nadat ik mijn twee euromuntstuk in de automaat stak en op de knop voor een blik cola duwde gebeurde er simpelweg niets. Nog steeds dorstig nam ik mijn ticket uit mijn zak om door een aarzelende sneeuwbui de tarmak over te steken richting vliegtuig. Moeizaam baande ik me een weg naar mijn plaats, maar werd eerst meermaals omvergelopen door Joodse medepassagiers – het valt me telkens weer op dat ze iets als beleefdheid nauwelijks kennen – die zich kwaad maakten op de stewardessen, zo zouden volgens de tickets Joodse mannen naast een vrouw moeten zitten, wat volgens hen tegen Jahweh's wil is. Later, net voor het opstijgen, was er ook nog een klein incidentje omdat een stewardess de handbagage wou wegsteken, maar die mocht zijn gerief helemaal niet aanraken ! Eenmaal gezeten bleek voor mij het Franse koppel van aan de automaat te zitten met wie ik nog heel wat heb zitten babbelen.



Drie uur en twintig minuten later kwam ik aan in Tel Aviv Ben Gurion. Door de paspoortcontrole waar je idiote vragen krijgt als ‘Waarom ging je vier jaar geleden naar Maroko ?’ en ‘Wat kom je in Israël doen ?’, op naar het bagagetapijt en dan richting uitgang. Na eventjes wat verloren rond te zwerven op zoek naar Mathieu bleek mijn broertje zijn trein te hebben gemist. Na een kwartier kwam hij dan toe en namen we samen de trein richting Tel Aviv om daar per taxi naar onze hostel te gaan. Terwijl Mathieu de prijs bediscussieerde – toeristen proberen ze atijd te veel aan te rekenen – zag hij wat verder 2 mensen staan met een grote trekkersrugzak die in een reisgids – the one and only Lonely Planet – keken. We gingen er naar toe in de hoop de taxi te kunnen delen en direct herkende ik de twee Vlamingen van op het vliegtuig, de ene had onophoudelijk staan rillen op de tarmak van Luik. Ze bleken in dezelfde hostel te slapen en dus deelde we niet alleen de taxi, maar ook onze kamer. Na nog een eind te praten over koetjes, kalfjes en politiek, gingen we dan toch slapen.


Dag 2, 20-02-2009 - Jerusalem


Rond 8 uur stonden we op om na een vlug ontbijtje en een deugddoend doucheke afscheid te nemen van onze landgenoten. Zij bleven nog een dag in Tel Aviv om pas daarna richting Jeruzalem te gaan, maar wij vertrokken meteen. Op weg naar de bus gingen we toch nog vlug eens naar het strand, maar het winderige en vochtige weer was niet echt uitnodigend om lang aan de Middellandse Zee te blijven staan.

Met de rugzak – woog toen ongeveer 15 kg met al dat gerief voor Mathieu – op mijn rug naar het busstation, rugzak uit voor een controle, ondertussen hadden er al 2 Israeli’s voorgestoken; rugzak terug op de schouders hijsen en proberen Mathieu bij te houden door het busstation rennend, bij de bus opnieuw rugzak uit en in de bagageruimte proppen en dan eindelijk rustig neer zitten. Alvast intensiever dan mijn slome vrijdagmorgen op school.



Een klein uurtje bus later kwamen we aan in Jerusalem. Door de oude stad probeerden we richting onze hostel te wandelen. Jammergenoeg werd net het vrijdaggebed aangekondigd en kwam een reusachtige stroom Moslims op gang; maar uiteraard in de tegenovergestelde richting; richting de moskee. Met een rugzak vereist dat toch heel wat bochtwerk, maar de duizenden geuren en kleuren, de nauwe straatjes en de sfeer die er hing, doet een mens dergelijke dingen vlug vergeten. In de hostel lieten we onze bagage achter, na een korte discussie met de Puerto-Ricaanse hulp (lees huisslaaf) over hoeveel we na de aftrek van het voorschot nu nog moesten betalen.

Aan de uitgang van de hostel stond een Aussie met een BMI van meer dan 32, luisterend naar de naam Jason, wat onbehulpzaam rond te kijken en klampte ons meteen aan met de vraag wat er te zien was in Jerusalem, de hoofdstad van de 3 wereldgodsdiensten. Hij vergezelde ons dan maar op onze ontdekkingsreis in die unieke stad.



Dwars door het oude stadsgedeelte wringden we ons opnieuw tegen de stroom – want ditmaal kwam iedereen terug van de moskee – richting Jaffa Gate, aan de andere kant van de stad. Onderweg versterkten we even de innerlijke mens met fallafel, heerlijk. Bij Jaffa Gate bleek de oude stadsmuur niet te bezichtigen; vrijdag is immers het begin van het islamitische weekend en ‘s middags zijn de Joden ook volop bezig met de voorbereidingen voor hun shabbath. Een plaatselijke bewoner sleurde ons echter vrij direct mee naar zijn winkel, onze Australische tegenvoeter leek verkopers aan te trekken.

Uiteindelijk geraakten we er toch nog weg en gingen we richting de Church of Christ Redeemer, een Lutheraanse kerk die bijgevolg bijzonder sober en haast saai is. Indien je echter de kerktoren tot boven beklimt heb je een ongelofelijk zicht over heel Jeruzalem. Na het nodige fotowerk, volledig in handen van mijn broer en hopelijk binnenkort te zien op het gebruikelijke webadres, daalden we de kleine (lees: te klein voor mij, ik stootte mijn hoofd tweemaal) wenteltrap weer volledig af.



Ons volgende doel was de Via Dolorosa waar de Franciscanen elke vrijdag om 3 uur de kruisweg van Jezus afwandelen, begeleid door het weesgegroet in het Latijn. Indrukwekkend in een stoet van een honderdtal mensen door Jerusalem te wandelen. Indrukwekkender is misschien nog als je beseft dat miljoenen mensen hun leven in teken hebben gesteld van wat daar 2000 jaar geleden gebeurde of zou gebeurd zijn. De tocht eindigde in de Church of Holy Sepulchre, een unieke kerk waar de vele verschillende takken van het christelijke geloof een plaats kregen, bij het grafmonument van Jezus. Een uitgebreid bezoek van de kerk stelden we echter uit tot een van de laatste dagen van onze tiendaagse rondreis want het zag er zwart van het volk. Boven op die kerk ligt echter nog het Ethiopisch klooster, waar we nog even passeerden om dan ook de cisterne die nog uit de tijd van Hadrianus zou dateren even te bezoeken.



Volgende halte: Klaagmuur. Met een kartonnen keppeltje op het hoofd observeerden we eventjes de enkele Joden die er uitbundig heen en weer wippend en schuddend baden, maar besloten wat later op de avond terug te gaan wanneer het feest van de shabbath ten volle losbarst.

Compleet uitgeput verliet Jason ons en Mathieu besloot me de markt eens langs een heel andere kant te tonen. Hij probeerde er bovenop te geraken, want daar heb je een onbelemmerd zicht op de schitterende Rotskoepel. Na wat zoeken vond mijn gids het smalle weggetje ernaar toe toch terug en klauterden we een tijdlang over de daken van de markt, waar toen nog weinig te merken viel van de drukte van een uurtje geleden en genoten we van het uitzicht. Op weg naar de begane grond kwamen we twee jongetjes tegen die de namen van toeristen die wat verder op een plein stonden in natte beton schreven in de hoop wat bij te verdienen waarschijnlijk. Het lumineuze idee van mijn broer zelf iets in die beton te schrijven, werd niet echt geapprecieerd. Volgende week toch even het resultaat gaan bekijken...



Opnieuw aan de Klaagmuur aanschouwden we een overvol plein vol uitbundig dansende Joden, voor wie geloof nog een echt (volks)feest is. Het werd echter stilaan donker dus vertrokken we, uiteraard niet zonder een zoveelste uitgebreidde fotopauze, langs de oude stadsmuren naar huis. Onderweg vonden we een stuk muur waar we uiteindelijk toch op konden en passeerden we nog drie van de zeven poorten. Aan Damascus Gate, vlak bij onze hostel, vonden we nog wat brood, hummus en tomaten voor ons avondeten alsook melk en cornflakes voor de volgende morgen.


Hongerig aten we en stelden we een beetje ons reisschema op. Wat later dan was er een discussie tussen Constantine, een Joodse Rus die ondertussen 14,5 jaar in Jerusalem leeft en een Palestijnse die er was om research te doen voor haar thesis over het probleem tussen Israël en Palestina. Natuurlijk mengde Mathieu zich vrij vlug ridderlijk in de discussie en bond met een uitgesproken pro-Palestijnse mening de strijd aan met Constantine, een discussie die meer dan een uur duurde. Vanuit de zetel volgde ik hun debat, geïntrigeerd door de vooroordelen van Constantine en zijn vaak schokkende argumenten, die blijkbaar vrij goed de algemene opinie van Israël vertegenwoordigen. Intussen was er ook enige commotie ontstaan over de gebrekkige waterdichtheid van de hostel: het regende binnen bij Oliver, een Duitse journalist en er druppelde ook water in de gezamelijke zit-eet-lig-tv-hoek.

Rond een uur of 1 vonden we dan toch ons bed.


Geen opmerkingen: